De ‘briefschrijver’ stelt zich voor als een mens met het lichaam van een man en de ziel van een vrouw. Hij is een van de vijf personen die historica Jolanda van der Lee beschrijft in haar boekje: In Zijn ogen geen zondaar. De vijf weten allemaal zeker dat niet God een probleem heeft met hun identiteit en seksualiteit, maar de maatschappij.
De maatschappij waarin de vijf personen schrijven over hun identiteit en seksualiteit is Nederland aan het eind van de 19de eeuw. Termen zoals homoseksualiteit, genderidentiteit en transgender bestonden niet. Er werd ook niet of nauwelijks over gesproken, aldus Van der Lee. Hooguit in medische tijdschriften. Daar zocht en vond ze de vijf getuigenissen, allemaal van mannen.
Zoals de briefschrijver. Hij schreef in 1870 naar De Geneeskundige Courant (zijn vakblad, hij was arts). Daar had hij een vernietigende recensie gelezen over publicaties van de Duitse jurist Karl Heinrich Ulrichs over diens liefde voor mannen. Ulrichs protesteerde tegen de Duitse wetgeving die seks tussen mannen strafbaar stelde. En hij introduceerde de woorden urning en uranisme. Dat uranisme, schreef Ulrichs, is een biologisch verschijnsel dat er bij urningen uit bestaat dat er een vrouwelijke ziel in een mannelijk lichaam terecht is gekomen. Andersom zijn er ook urninginnen.
Ulrichs’ ideeën kregen meer bekendheid toen de Duitse arts en seksuoloog Magnus Hirschfeld ze rond 1900 uitwerkte. Volgens Hirschfeld was er een spectrum van seksuele typen dat uiteenliep van mannelijke mannen tot vrouwelijke vrouwen, met tientallen of zelfs tienduizenden tussenvormen.
Van mijn vroegste jeugd
De briefschrijver verklaart dat zijn liefde voor mannen geen ziekte is. Hij is ‘van af mijne vroegste jeugd, meer meisje dan jongen, meer jonkvrouw dan jongeling, meer vrouw dan man’ geweest. God heeft hem geschapen als urning. En het is niet meer dan logisch dat een urning als vrouw in een mannenlichaam voldoet aan de ‘heilige aandrift der natuur’ als hij in de armen van een andere man ligt.
Hij is optimistisch en vindt dat urningen zich nu massaal moeten laten horen. Dan komt het goed, verwacht hij, en dan hebben urningen voor de 20ste eeuw aanbreekt, dezelfde rechten als iedereen. Maar zijn brief verdween voor dertien jaar in het archief. Tot 1883 toen de aandacht voor het onderwerp gegroeid was en de redactie van De Geneeskundige Courant zich de ingezonden brief uit 1870 herinnerde.
Schepsel Gods
De andere getuigenissen dateren van het laatste decennium van de 19de eeuw. Andere urningen, of andere vertegenwoordigers van wat contraire seksualiteit wordt genoemd. Dat was een verzamelterm waar je nu ongeveer het hele lhbtq-spectrum onder kunt plaatsen.
Het zijn niet vijf zielige verhalen, hoewel een enkeling in de strafbank stond of in problemen zat, maar ze spreken van liefde en geluk. Ze zijn ook heel zelfverzekerd over hoe God naar hen kijkt. ‘Ik ben een schepsel Gods zoals iedereen’, vinden ze, ‘geen zondaar’. Ze hebben alle vertrouwen in hun God. Dan praten we over een tijd waarin bijna de hele Nederlandse bevolking nog tot een kerk behoorde en Gods oordeel zwaar telde.
De dominee had zich echter nog niet uitgesproken, aldus Van der Lee. Sodomie werd afgekeurd, dat wel, maar verder werd er in de kerk niet of nauwelijks over seksuele identiteiten gesproken. Contraire seksualiteit werd eerst een onderwerp voor de medische sector na juridische ontwikkelingen in de 19de eeuw. Vanaf toen werd gekeken bij misdrijven of mensen wel toerekeningsvatbaar waren. Waarom doen ze wat ze doen? Wat is de grond voor hun gedrag? Dat zijn ook vragen voor de vijf getuigenissen in het boek.
Het was nog jaren voor de boeken van Marcel Proust en Oscar Wilde verschenen. Homoseksualiteit, of breder: contraire seksualiteit, werd pas een thema voor het publieke debat toen de politiek, en met name Abraham Kuyper, begin 20ste eeuw zich daartegen uitsprak. De dominee kon er ook niet meer omheen.
Mooi beschreven
In Van der Lee’s boekje krijg je een beeld van die tijd, van die zogenaamde contraire seksualiteit toen, en van hoe deze mensen daar zelf over dachten. Onderwijzer, theoloog, arts, predikant en marineofficier, heel verschillende mensen. Helaas heeft ze geen biografieën van vrouwen gevonden.
Ze constateert, in een podcast van radioprogramma OVT, dat als je kijkt naar de categorieën van nu transgender personen door de jaren heen vaak onder de sticker ‘homoseksualiteit’ werden geschoven. Nadat die term het ‘won’ van ‘urning’ en ‘contraire seksualiteit’. Zo verdwenen ongetwijfeld veel transgender personen uit de geschiedenis.
Veel lezers zullen waarschijnlijk de bril van nu niet kunnen vergeten bij het lezen over toen. Maar taal en termen waren echt anders. Nog een punt wat daarmee samenhangt. Want voor de briefschrijver zouden we nu waarschijnlijk andere persoonsvormen gebruiken. Maar dat doet hij sowieso niet in zijn brief en gebeurt ook niet in het boek. Vraag is bovendien of je nu wel of niet van transgender personen zou spreken in dit geval. Lees bijvoorbeeld dit artikel op continuum.nl.
Toen de relatie ‘lhbtq en geloof’ opnieuw actueel werd, denk aan de Nashville-verklaring in 2017, was het idee te onderzoeken hoe die relatie vroeger was. Dezelfde vragen als destijds spelen vaak nog: ‘ben ik een zondaar?’. Opvallend is dan volgens Van der Lee, dat gelovige lgbt’ers nu soms juist wel twijfelen over Gods oordeel over hen.
Ik vond het erg leuk om te lezen over die jaren in de 19de eeuw en hoe deze vijf mensen naar zichzelf keken. Ik heb veel zinnen onderstreept in mijn exemplaar. Want Jolanda van der Lee heeft de levens van de vijf mooi beschreven en het beeld van toen aansprekend neergezet in haar boek.
In Zijn ogen geen zondaar. Negentiende-eeuwse homoseksuele en transgender personen en hun relatie met God. (€ 19,99, Amsterdam University Press)
Tekst: Ton van den Born