Victor Stein stort zich in Frankusstein in een net zo’n bizarre onderneming als de hoofdpersoon van Mary Shelley’s boek uit 1818. Hij wil een gevriesdroogd mensenbrein tot leven wekken. Dat is één verhaallijn, maar Jeanette Winterson behandelt in haar ideeënrijke boek allerlei vragen rondom lichaam, gender en intelligentie.

Mary Shelley schreef in 1818 haar boek over Victor Frankenstein, de man die een mens maakt. Als een moderne Prometheus – zo schreef ze – want die Griekse god vormde de mens uit klei. Tweehonderd jaar later denken we nog steeds na over de tijdelijkheid van het leven en de toevalligheid van het lichaam. Dat doet bijvoorbeeld de arts Ry Shelley, de transgender hoofdpersoon in dit boek. Hij ontmoet professor Victor Stein. De parallellen in beide verhalen, dat van Mary Shelley in 1818 en Ry nu, liggen er dik bovenop.

Te dik misschien. De verhalen kussen elkaar, zou je kunnen zeggen.

Hoe dan ook, Frankusstein, haar twaalfde roman, is een boek waarin Jeanette Winterson (1959) verschillende thema’s kan ontwikkelen. Zoals het leven, de mens, de betekenis van het lichaam, mannelijkheid en vrouwelijkheid, genderfluïditeit en kunstmatige intelligentie. Ze doet dat op inventieve en soms hilarische wijze. Inventief zoals ze de verhaallijnen met elkaar vervlecht en hilarisch wanneer ze bijvoorbeeld de zwaar-christelijke Claire opvoert, of de gedreven journaliste Polly, of Ron Lord – directeur van een fabriek van seksrobots. Tja, Mary Shelley was bevriend met Lord Byron, en dan was er Shelley’s halfzus Claire en haar lijfarts Polidori. Die drie waren erbij tijdens de regenachtige dagen aan het meer van Genève toen Mary Shelley Frankenstein schreef en voorlas. Nog meer parallellen.

De hedendaagse tegenhangers van dat groepje mensen aan het meer verdiepen zich bij een congres over kunstmatige intelligentie in het tot leven wekken van ingevroren lichamen. Mensen die streven naar onsterfelijkheid. Moeten we daarvoor lichamen invriezen, misschien alleen je hoofd, of heb je meer kans als we straks in staat zijn om onze herinneringen, ons wezen, onze ziel misschien, te uploaden? En dan later weer te downloaden, wel of niet in een lichaam?

Meer dan lichaam en gender

Een stukje uit het boek.

“Als we ooit uit ons lichaam treden, zei Polly, als we uploads zijn, wat gebeurt er dan met onlinedating? Ik bedoel, dan hebben we helemaal geen foto’s van hoe we eruitzien omdat we er helemaal niet uitzien. – Dat is grappig, zei ik. Dan is het weer net als vroeger toen je wel penvrienden had, maar geen camera’s. Dan heb je geen hetero, homo, man, vrouw, cisgender, transgender. Wat gebeurt er met etiketten wanneer er geen biologie is?”

Toekomstmuziek. Maar ook voor het nu in het boek zijn etiketten soms twijfelachtig. Winterson wil, bijvoorbeeld in de persoon van Ry, laten zien dat gender performatief is: gender is wat je doet, het gaat niet over het lichaam. Ry – die enkel een mastectomie heeft gehad – is voor professor Stein in wezen onbepaald en overstijgt daarmee gender, want mensen zijn immers meer dan lichaam of gender.

Bovendien is ons beeld van de mens veranderlijk, met alle ontwikkelingen op cultureel en technologisch gebied. Zoals dokter Frankenstein een mens maakte, iemand die werd gezien als een monster, zo maken we nu bijvoorbeeld robots. Dat levert nieuwe vragen op over leven, de mens en intelligentie. Over lichamen, over liefde, en inderdaad ook over gender. Is het van belang dat robots een gender hebben?

Die vragen worden soms besproken in de gesprekken tussen professor Stein en Ry. Wat betekent je trans-zijn, vraagt Stein. Ry vertelt hem dat hij het verleden niet operatief kan verwijderen, maar dat zijn transitie voor hem betekent dat hij dichter bij zichzelf komt. Stein ziet in Ry een voorloper van de toekomst. Hij zou nog verder willen op die weg en uiteindelijk identiteiten als ras, gender, seksualiteit helemaal uitschakelen. In het mensbeeld dat hij voor ogen heeft, doen die er helemaal niet meer toe.

Verteller of verhaal

Boeiende vragen. Het is daarmee een boek dat tot denken uitnodigt, en discussie. Mij bevalt in elk geval zeer de speelse manier waarop Jeanette Winterson allerlei thema’s behandelt in haar boek. Hoe ze de beide verhaallijnen laat samenkomen en hoe de karakters in het verhaal de verhalen weer overstijgen. Een van hen, Victor Frankenstein, vraagt zich ook expliciet af: ben ik nu de verteller of het verhaal? En waar is dan het verhaal gebleven?

Misschien kun je concluderen dat wij ook zelf in zo’n verhaal zitten. En dat we net als de personages in het boek mensen zijn die ons gender en ons lichaam bevragen.

Frankusstein van Jeanette Winterson is uitgegeven bij Atlas Contact.

Tekst: Ton van den Born
Foto: Meer van Genève (wikimedia commons) / illustratie van het boek